Twee weken voor onze vakantie bevind ik me al wat in een reflexieve modus. Zo ook dit weekend, toen ik het genoegen had een dagje met onze kleinzoon door te brengen.
Hij zit momenteel in zijn: ‘ik spring overal vanaf modus’. Een wandelingetje van 10 minuten duurt nu drie keer zo lang. Ik word stevig bij de les gehouden, zodat ik niet vergeet bij elke sprong te applaudisseren. Hij is onvermoeibaar in het ontdekken van nieuwe obstakels, waardoor zijn springvaardigheid met elk object groter wordt.
Het gaat goed, totdat hij een muurtje kiest wat hoger is dan hijzelf. Ik zie het aankomen, maar besluit het hem zelf te laten ontdekken. De schaamte over de mislukking duurt langer dan de pijn aan zijn kin. Het kost wat overredingskracht, maar dan probeert hij het opnieuw. Dit keer met succes, wat ik beloon met een ijsje van Gijsje.
Terwijl we beiden aan ons ijsje likken denk ik na over hoeveel kinderen oefenen om vaardiger te worden. Hoe vaak ze hun neus stoten en hoe snel ze weer opkrabbelen als we ze waarderen op hun inzet en doorzettingsvermogen. Ik vergelijk het met vaardigheden als ‘elkaar aanspreken’ en ‘feedback geven en ontvangen’, gewenste vaardigheden die bij elk ontwikkeltraject wel een keer aan bod komen. Liefst gecomprimeerd in een workshop van twee uur, dan moeten we het immers wel kunnen.
Ik neem me voor om, net als mijn kleinzoon, de komende vakantieweken elke dag te oefenen. In gedachten bereid ik me al voor, uitdagingen genoeg:
Mijn geduld als ik in de file sta en het maar de vraag is of we de boot gaan halen. Mijn feedback vaardigheden als het er allemaal anders uitziet dan in de vakantiebrochure. Mijn aanspreekvaardigheden als mijn buurman op de camping denkt dat het zijn taak is om de gehele camping van muziek te voorzien. En tenslotte mijn relativeringsvermogen, als ik bedenk hoe bijzonder het is dat we ook dit jaar (hopelijk) weer gezond thuiskomen.
Mocht je zin hebben om mee te oefenen, deel je sprongen!
Ik ben inmiddels al heel vaardig geworden in het applaudisseren ☺
Mary van Boxtel